Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Pallieterke nr 26 van 25 juni 2014

Cultuur25 juni 2014 12 Waarom zijn culturo’s anti-Vlaams? Pro Flandria, het netwerk van (conservatieve) Vlaamse ondernemers en acade- mici, haalde zaterdag twee leden van de (progressieve) Gravensteengroep naar Berlare voor de laatste bijeenkomst van het werkjaar. Op uitnodiging van voor- zitter Kurt Moons mochten Jean-Pierre Rondas en Tinneke Beeckman komen uit- leggen waarom de zogenaamde intellectuelen, het journalistieke “opinitariaat” en het heir der gesubsidieerde kunstenaars doorgaans anti-Vlaams zijn. We halen enkele van Tinneke Beeckmans overtuigende verklaringen aan voor die diepge- wortelde anti-Vlaamse reflex bij de culturele elite. Zo bestaat er vanaf het ontstaan van VTM, dat “Vlaams gemeenschapscheppend” werkte, een diepe afkeer bij de elitaire BRT-mensen. Die afkeer richtte zich niet enkel tegen de nieuwe concurrent, maar ook tegen de “kijkers”, de zich vormende Vlaamse “gemeenschap”. Het effect van VTM, Dag Allemaal en Story op het creëren van dat Vlaamse “wij-gevoel” mag niet onderschat worden. Van de kust tot in de Voerstreek kon men zich herkennen in soaps zoals “Familie”. Nog volgens Beeckman heeft de culturele elite die Vlaamse “wij”-boot volledig gemist en is ze verzand in een eli- taire belgicistische positie. Nieuwe generaties praten gewoon de oude na en maken van hun afkeer voor al wat volks en populair is hun handelsmerk. Daarbij komt dat verdere Vlaamse ontvoogding, met aan het stuur Vlaams-nationale partijen, als een potentiële bedreiging van de subsidies wordt gezien. De pro-Belgische (linkse) partijen zijn de natuurlijke bondgenoot van de cultuursector in de strijd voor min- der Vlaanderen en de bestendiging van de subsidies. Maar Vlaanderen blijft een speciaal geval. De culturele elite heeft, aldus Beeckman, spe- cifiek bij ons een maatschappijbeeld waarbij elk probleem vanuit een sociaal-economische of politieke maatregel opgelost kan worden. De gemeenschap, of een gemeenschappe- lijke identiteit, is in die redenering niet nodig. Dat alles verklaart – volgens Beeckman – dat Vlaanderen in tegenstelling tot andere Europese landen of regio’s een culturele elite heeft die fundamentele problemen heeft met de eigen identiteit en elke aansluiting bij het volk verloren heeft. Anti-Vlaamse reflex is een psychose Jean-Pierre Rondas breide het vervolg aan het verhaal vanuit zijn ervaringen als lid van de Gravensteengroep en ging in op de negatieve reacties die dit in zijn omgeving opleverde. De grote causeur Rondas toonde haarfijn dat de culturele sector er alles aan doet om Vlaan- deren en de Vlaamse Beweging in binnen- en buitenland te diaboliseren. De voorbeelden van een charlatan als Tuymans, een opportunistisch schrijver als Lanoye, of Hertmans, van professoren zoals een Geert Buelens of de “belgicoloog” Sinardet zijn werkelijk te gek om los te lopen. Rondas beschreef specifieke gedragingen als symptomen van een psychose. We geven hem volmondig gelijk. De “sector” mag wat ons betreft eerst aan bod komen wanneer er op Vlaams niveau een besparingsronde aan komt. Dan kun- nen ze wat afkicken van de drug die geld heet. Mooi palmares Na een interessant overzicht van de gewaagde socialemediacampagne “dat is logisch” voor de V-partijen, sloot voorzitter Moons de vergadering af met een overzicht van de acti- viteiten van het werkjaar. De belangrijkste verwezenlijkingen waren het door Jan Boons georganiseerde onder- wijssymposium, de boekvoorstelling met Remi Vermeiren, die in samenwerking met Pelck- mans tot stand kwam, en de socialemediacampagne. De acties van Pro Flandria, die ove- rigens met redelijk indrukwekkende budgetten gepaard gaan, blijven niet zonder gevolg. Vooral achter de schermen worden er bruggen gebouwd en onderhouden tussen de ver- schillende fracties in de Vlaamse Beweging – van rechts tot links en zonder voorbehoud. Dat is maar goed zo. H. De begijntjesprocessie: Hemels gezang In de prachtige barokke Begijnhofkerk van Turnhout werd vorige zondag ‘De begijntjes- processie’ uitgevoerd door Psallentes Femina, een groep van zes jonge zangeressen die op uitzonderlijke en indrukwekkende wijze, onder leiding van Hendrik vanden Abeele, het grego- riaans van de Vlaamse begijntjes opnieuw tot leven brengen. Muziek weerklonk destijds in de eerste plaats in de kerk, maar ook in de pro- cessies waaraan de begijnen deelnamen. Die muziek werd opgetekend in onder meer pro- cessionales, waardoor de gregoriaanse gezan- gen voor de jaarlijkse processies en heiligen- feesten gebundeld en bewaard werden. Toen in de dertiende eeuw de sacramentsverering doorbrak - dit jaar wordt de 750e verjaardag van de invoering van Sacramentsdag herdacht -, speelden de begijnen een belangrijke rol in de verspreiding en de beleving van die nieuwe mystiek. In elk begijnhof ontwikkelde zich door de eeuwen heen eigen muzikale gebruiken om de lofzang op God en vele heiligen gestalte te geven. Binnen de muren van de kerk was dat in het Latijn, via het gregoriaans, maar buiten de kerk werden ook wel devote liederen in de volkstaal gezongen. Zondag hoorden we dus zalige a capella- muziek uit verschillende zestiende- en zeven- tiende-eeuwse bronnen. Hymnes, antifonen en responsoria uit de begijnhoven van Brugge, Antwerpen, Mechelen, Amsterdam en Turn- hout, maar ook enkele Vlaamse religieuze vreugdezangen, zoals een loflied op de Hei- lige Begga, de vermeende stichteres van de begijnenbeweging, brachten de talrijke aan- wezigen in een hemelse sfeer. De Turnhoutse organisatie ‘De Vrienden van het Begijnhof’ koestert het begijnhof, waar nog elke zondag een plechtig gezongen gre- goriaanse Heilige Mis wordt opgedragen en elk jaar in september een heuse processie uit- gaat, een verre uitloper van de vroegere exclu- sieve begijnenprocessie. De uitvoering van ‘De begijntjesprocessie’ was daarom eens te meer een schitterend ini- tiatief om de sfeer van bijna vervlogen tradities in het begijnhof te behouden en blijvend aan te voelen. KvdP Een jaarboek over ons verboden en verloren vaderland Wat is de juiste benaming van ons vaderland? Is het De Lage Landen, de Nederlan- den, het Nederlandse Deltagebied, de Benelux, of valt het kortweg te benoemen onder de naam Dietsland? In mijn historisch gefundeerde en gedurfde visie is het in elk geval het land dat zich uitstrekt van de Noordzee in het westen en het noorden tot aan de Maasvallei en de Moezel in het oosten. In het zuiden begrensd door de Somme. Of van de wonderlijke Waddenzee boven het frisse Friesland tot ver voorbij het nauw van Kales. Het nieuwe jaarboek ‘De Nederlanden extra muros’ van de Stichting Zannekin is al de 36ste editie. De vereniging schaart zich al van bij het begin van haar stichting onder de mooie rijmende verzen van de calvinistische bur- gemeester van Antwerpen Filips van Marnix van Sint-Aldegonde, die het Wilhelmus zou geschreven hebben. In elke editie wordt de geschiedenis van de zogenaamde grensgebieden of de randlanden bestudeerd, en dat zijn onder meer het Land van Kleef, het West-Munsterland, Oost-Fries- land, Artesië en Picardië. Het jaarboek opent met het essay ‘De sleutel van de delta’ van de onlangs overleden André Belmans, dat werd geactualiseerd door Vik Eggermont, over de geopolitieke situatie van onze gewesten. Met vooral één belangrijke bemerking: “De havens van de delta verwerken bijna evenveel trafiek als de ca. 20 overige havens van Europa.” Bel- mans bedoelt uiteraard de zeehavens van Rot- terdam, Antwerpen, Brugge, Terneuzen, IJmui- den, Gent en Vlissingen. Godfried van Bonen (ten onrechte van Bouillon genoemd) Jan van Tongeren bestudeert de geschiede- nis en het ontstaan (met een dynastieke stam- boom van 1037 tot 1305!) van het Land van Béthune en situeert Béthune na de Gulden- sporenslag van 1302. Hij vermeldt ook dat het gerestaureerde belfort met zijn 36 klokken nog steeds de trots is van de stad. De oude pries- ter en deskundige Cyriel Moeyaert beschrijft een Dietse abdij in het graafschap Gizene die in 1090 werd gesticht door de heilige Ida van Bonen, en noteert terloops over Godfried van Bonen en z’n twee broers: “De drie zoons spraken Diets zoals hun moeder in een stad en een gebied dat toen nog Diets was. Volgens E. Ducatel, werden ze onderwezen in het Latijn en leerde hun moeder Ida hun het Diets en het Romaans spreken en schrijven. Van Godfried hebben we het getuigenis van Otto von Freisingen dat die z’n leiderschap in de eerste kruistocht te danken had aan z’n ken- nis van de twee volkstalen. Utriusque linguae sciens (de twee talen beheersend), tamquam in termino utriusque gentis nutritus (opgevoed op de grens van beide volkeren).” Ziezo, het is immers in de mode een paar woorden Latijn te citeren. De Duinkerkse dichter Michiel de Swaen De mooiste en misschien meest indrukwek- kende bijdrage is van dr. Camiel van Woer- kum, die eerder al over Marguerite Yource- nar kon schrijven en die nu het toneelwerk De Gecroonde Leersse van de Frans-Vlaamse Von- del (het woord is wat overdreven en is van Raf Seys zaliger) en heelmeester Michiel de Swaen schrijft en dit theaterstuk als een wijze les voor Lodewijk XIV, de nieuwe Franse machthebber in de kaperstad Duinkerke, aanduidt. Hij schrijft terecht: “De taal, waarin het stuk geschreven is, is Nederlands, en wel een Nederlands, dat sterk tegen de taal van Vondel en Cats aanleunt. Dit gebruik van het Nederlands was echter niet langer vanzelfsprekend. Duinkerke was sinds 1662 Frans gebied en Lodewijk XIV deed zijn best de gunst van het volk voor zich te win- nen, wat in Duinkerke redelijk lukte.” Voorts bijdragen over de vesting Mariem- bourg (1546-1852), de wat vergeten figuur van Hoogstraten die volgens de historicus Luc Pauwels (stichter van het tijdschrift TeKos) als raadgever en medestander van de Prins van Oranje een véél belangrijkere rol heeft gespeeld dan tot nu werd gedacht. Voorts een bijdrage over architectuur en bouwkunst, over gebouwen met stenen gewelven in de Neder- landen en het westen van Duitsland. Een belangrijke bijdrage over de “ijzervreter” en “sabelsleper” Maarten Schenk (1543-1589) van Renaat Vanheusden uit Hasselt. En ten slotte een bijdrage over het ‘Zuid-Afri- kaans memoriaal te Longueval’ van Leo Camer- lynck, de erudiete en bereisde voorzitter van deze vereniging en stichting die zowaar een ontdekking deed in het zacht glooiende land- schap van Picardië tussen Kamerijk (Cambrai) en Amiens. Dit alles gevolgd door een reeks actuele kro- nieken en boekbesprekingen. Het geheel is tra- ditiegetrouw mooi geïllustreerd met kleuren- foto’s en zwart-witfoto’s van handschriften, portretten van landshoofden en landsheren, landkaarten, belforten, torens, kerken, heiligen, monniken en abdijen, generaals en geuzen. Zodat de al versteende restanten en de geschreven getuigenissen uit het rijke verle- den van de Nederlanden opnieuw ruim en diepgaand, werkelijk soms tot in het kleinste historische detail, benaderd worden. Dankzij de studie van alle facetten van onze geschie- denis is het misschien mogelijk onze complexe werkelijkheid beter te begrijpen en al dan niet te aanvaarden. De Brave Hendrik * De Nederlanden ‘extra muros’, deel 36, red. Maurits Cailliau et al., Ieper: Zan- nekin, 224 p., 2014, ISBN 9789071326325, te bestellen bij M. Cailliau, Paddevijver- straat 2, 8900 Ieper of secretariaat@zan- nekin.org. Tot eind juli 2014 aan de prijs van 29 euro, nadien boekhandelsprijs (35 euro).

Pages Overview